Rij-instructies

  • Als u voor het eerst gaat rijden met een scootmobiel, raden wij u aan te oefenen op een plek waar geen verkeer komt tot u vertrouwd bent met het voertuig en al zijn functies. Oefen ook het achteruitrijden, parkeren en het op en van lage stoepranden rijden.
  • Met een scootmobiel mag u op de stoep niet harder rijden dan maximaal 6 km/u. De verkeersregels gelden ook voor scootmobielen.
  • Nooit sterk afremmen in een bocht. Verminder de snelheid voor u bij een bocht komt.
  • Verhoog de ingestelde snelheid pas als u met het voertuig en al zijn functies vertrouwd bent geraakt.
  • Voordat u aan een rit begint moet u de correcte zithouding op de scootmobiel en de juiste instelling van het stuur en de stoel controleren.
  • Tijdens het rijden niet over de zijkant van het voertuig leunen. Het zwaartepunt moet steeds in het midden van het voertuig liggen.
  • Let er op dat er geen kledingstukken of andere voorwerpen in contact komen met de wielen van de scootmobiel.
  • Gebruik het voertuig uitsluitend op een verharde en stabiele ondergrond. Nooit buiten verharde wegen rijden. Houdt u aan de verkeersregels.

SCOOTMOBIEL STARTEN

Bij het starten van de scootmobiel, moet u op de volgende punten letten:

  1. Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan en u moet veilig kunnen opstappen.
  2. Controleer of de remmen werken en dat de vrijloop, als deze aanwezig is, uitgeschakeld is.
  3. Controleer of het stuur gemakkelijk beweegt.
  4. Neem plaats op de scootmobiel en stel de stoel in op een comfortabele en veilige positie.
  5. Steek de sleutel in het contactslot en draai hem in de stand: AAN.
  6. Controleer het laadniveau van de accu. Is er voldoende spanning voor de rit die u wilt maken? Als u twijfelt, moet u eerst de accu opladen voor u vertrekt.
  7. Indien nodig moet u de lichten inschakelen. Om beter te worden gezien, raden wij aan altijd met licht te rijden.
  8. Rijd nu langzaam en voorzichtig weg.

Zolang een elektrisch voertuig stilstaat, is de motor niet te horen. Maar aan de meter voor de accuspanning en de lampjes op het stuur ziet u of het contact aan staat.


RIJDEN MET DE SCOOTMOBIEL

U start de scootmobiel met de contactsleutel. Omdat deze voertuigen een automatische aandrijving hebben, hoeft u geen versnelling in te schakelen. U hoeft alleen maar een beetje gas te geven om weg te rijden.


DE SNELHEID VAN DE SCOOTMOBIEL REGELEN

De snelheid regelt u met de gashendel. De snelheid mag u tijdens het rijden voorzichtig verhogen.

  • Sneller: Draai de gashendel naar u toe.
  • Langzamer: Draai de gashendel van u weg.
  • Achteruit rijden: Schakel de versnelling voor achteruitrijden in en rijd voorzichtig achteruit.

REMMEN MET DE SCOOTMOBIEL

Om af te remmen draait u de gashendel van u weg en trekt u aan de rechter en linker handrem.

Als u de rem slechts aan één kant intrekt, kan het wiel aan die kant wegglijden en wordt de remweg langer. In bochten niet sterk afremmen!


RIJDEN BIJ SLECHT WEER

Bij slecht weer moet u extra voorzichtig rijden. Op natte wegen moet u langzamer rijden en eerder remmen omdat de remweg langer kan zijn.

De banden kunnen gemakkelijker slippen bij nat weer of als de weg glad is door ijs.

Niet met uw scootmobiel door diepe plassen rijden. Probeer ook te voorkomen dat u bij hevige regen rijdt.


STOPPEN EN PARKEREN

  • Parkeer uw scootmobiel op een harde en vlakke ondergrond.
  • Trek altijd de sleutel uit het contact en sluit het stuurslot af, als dit aanwezig is.
  • Het voertuig nooit op een helling parkeren.
  • Om diefstal te voorkomen moet u de scootmobiel nooit lang onbeveiligd buiten laten staan.

Gebruik een beschermhoes als u de scootmobiel voor langere tijd buiten laat staan.

Om ongevallen te voorkomen moet u het voertuig op een vaste en vlakke ondergrond parkeren. Als u de scootmobiel op een helling moet parkeren, draai dan het voorwiel tegen de stoeprand of een muur, zodat hij niet kan wegrollen.


OVER STOEPRANDEN RIJDEN

De meeste stoepen zijn op kruisingen of bij inritten afgeschuind. Gebruik deze plekken om op de stoep te komen. Rij altijd onder een rechte hoek de stoep op zodat de scootmobiel niet kan kantelen. Rij in een rechte lijn de stoep op zodat de achterwielen gelijktijdig op de stoep komen. Niet te hard de stoep oprijden.

Aanwijzingen om veilig hindernissen en stoepranden te nemen:
  • Leun naar voren als u een stoep oprijdt.
  • Rijd in een rechte lijn en niet te snel een stoep op.
  • Gebruik waar mogelijk de schuine stoepranden om de stoep op en af te rijden.
  • Hou rekening met de bodemvrijheid van uw scootmobiel.
  • Nooit met een bocht een stoep oprijden.
  • Hou rekening met het weer! Natte, en dus gladde wegen kunnen gevaarlijk zijn. Als het glad is, moet u extra voorzichtig rijden.

RIJDEN OP HELLINGBANEN

Rij altijd langzaam en voorzichtig, als u met uw scootmobiel op een hellingbaan voor rolstoelen rijdt. Als er een bocht in de hellingbaan zit, moet u de bocht zo ruim mogelijk nemen om niet in de binnenbocht te blijven steken.


RIJDEN OP LOSSE OF HELLENDE ONDERGROND

Niet in te moeilijk terrein rijden. U kunt met uw scootmobiel over gras, vaste grindwegen of op lichte hellingen rijden, maar nooit op zand, ongemaaid gras of los grind. Ook niet door scherpe bochten op steile hellingen rijden.

Aanwijzingen voor veilig rijden met elektrische voertuigen:
  • Elektrische voertuigen trekken sneller op dan voertuigen met benzinemotoren. Wees dan ook voorzichtig als u de gashendel gebruikt.
  • Omdat er geen motorgeluid is, kunt u de snelheid verkeerd inschatten. Controleer de snelheid altijd op de snelheidsmeter en rem op tijd af voor een bocht.
  • Hou er rekening mee dat andere mensen u later opmerken omdat er geen motorgeluid is. Rij dus voorzichtig.


Bezig met laden...